Algemeen
  • Vermijd kortsluiting: leg nooit metalen voorwerpen op de batterij
  • Vermijd ontploffing: gedurende het laden geen open vuur in de nabijheid, niet roken, niet lassen of snijden
  • Vermijd corrosie: houd de batterij schoon en droog. IJzerwerk en polen met zuurvrije vaseline invetten. Indien het ijzerwerk reeds is gecorrodeerd, dit met sodawater neutraliseren en met schoon water naspoelen. Daarna met epoxyverf behandelen.

Elektroliet (accuzuur)

Het S.G. van het electroliet bij 15°C dient ongeveer 1280 te bedragen. Voor elke °C tellen we 0,7 S.G. punten bij of af van de gemeten waarde. Voorbeeld: S.G. 1260 bij 20°C betekent S.G. = 1260 + 5 x 0,7 1264. (Gar. Temp. + 42,C). Bijvullen dient altijd te geschieden met gedestilleerd water. Alléén na het laden mag worden bijgevuld. Bewaar dit water steeds in een schone, niet metalen, fles.

Let op! Vul nooit bij met zwavelzuur!

Bijvullen dient te geschieden tot aan de onderkant van de daarvoor aanwezige indicator. Er moet in ieder geval worden bijgevuld indien het niveau gezakt is tot onder de bovenkanten van de platen. Vermeden dient te worden, dat zo hoog wordt bijgevuld dat het electroliet eruit loopt, aangezien dan het S.G. teveel daalt. Normaal leidingwater en/of andere vloeistoffen zijn niet toegestaan. Indien u dit gebruikt vervalt de aanspraak op garantie.

Laden en ontladen

Laden moet onmiddellijk na de ontlading gebeuren. Laat een batterij nooit in ontladen toestand staan. Ten allen tijden de batterij onder het S.G. van 1200 laden. Laden boven S.G. van 1200 veroorzaakt onherstelbare schade aan de negatieve en de positieve platen. Ontladen mag gebeuren totdat het S.G ongeveer 1125 á 1135 bedraagt. Beneden de grens van 1125 á 1135 mag nimmer de batterij direct met normale laadstroom geladen worden, anders wordt schade aan de negatieve en positieve platen veroorzaakt. Derhalve dient men met een vereffeninglading te beginnen totdat S.G. 1125 á 1135 bereikt is. Daarna dient de normale laadstroom ingeschakeld te worden. De batterij is geheel vereffend, indien de spanning gedurende 3 achtereenvolgende uren niet meer toeneemt. Het S.G. mag gedurende deze periode ook niet meer toenemen in het algemeen  is dan 1260 á 1280 bereikt.

Bij regelmatige overladingen of te diepe ontladingen, moet men er terdege rekening mee houden dat de aanspraak op garantie vervalt.

Samenvattend:
  • geladen: S.G. 1260 á 1280
  • half geladen: S.G. ± 1200
  • ontladen: S.G. 1125 á 1135

Nummering van de elementen
Om de cellen te kunnen controleren en om dit te kunnen noteren, is het noodzakelijk de cellen te nummeren volgens een schema.
De cel verbonden aan de positieve pool heeft het nummer 1, vervolgens 2 enz.

ALGEMENE OMSCHRIJVING

Wat is het doel van een loodzwavelzuur cel?
Het doel van een loodzwavelzuur cel is het langs chemische weg opslaan van elektrische energie.

Opbouw van loodzwavelzuur cel
De cel bestaat uit:

1. Positieve platen.
2. Negatieve platen.

De platen zijn onderling gescheiden door kunststof separatoren (separatie), welke microporeus zijn. Het geheel is samengebouwd in een kunststof celbak en omgeven door verdund zwavelzuur (electroliet).

Wat is een batterij?
Een batterij bestaat uit een aantal gelijke cellen welke in serie geschakeld zijn. De cellen worden samengebouwd in een houten of stalen bak. Het geheel wordt kortweg batterij genoemd.

Het doel van de batterij
Het doel van de batterij is het opslaan van elektrische energie, welke op elk willekeurig tijdstip gebruikt kan worden.

Wat gebeurt er in een cel tijdens het ontladen?
Wanneer een cel wordt ontladen, ontstaat er een stroom, doordat het zuur van het electroliet zich verbindt met het materiaal, waaruit de pasta van de plaat bestaat, tot loodsulfaat, terwijl het water vrijkomt. De totale hoeveelheid vloeistof in de cellen blijft echter nagenoeg gelijk en dus ook de vloeistofhoogte. Het zuurgehalte in het electroliet vermindert echter, hetgeen is te constateren aan de verandering van het soortelijk gewicht. Naarmate het zuurgehalte in het electroliet afneemt, wordt het soortelijk gewicht daarvan lager. Het soortelijk gewicht is daardoor een maatstaaf voor de ladings- of ontladingstoestand van de batterij.

Wat gebeurt er in een cel tijdens het laden?
Tijdens het laden vindt het omgekeerde plaats als bij het ontladen, doordat elektrische energie wordt toegevoerd in richting tegengesteld aan die bij het ontladen; hierdoor vindt wederom een chemische reactie plaats, waarbij uit het loodsulfaat van de platen zwavelzuur vrijkomt, waardoor het soortelijk gewicht van het electroliet weer toeneemt. Verder wordt aan het einde van de lading het water ontleed in waterstofgas en zuurstofgas, welke gassen in een bepaalde verhouding een explosief mengsel kunnen vormen. In verband hiermee is het dus duidelijk waarom de aanwezigheid van open vuur of vonken in de nabijheid van een batterij tijdens het laden zeer gevaarlijk kan zijn. Het verdient de aanbeveling dat de laadruimte is voorzien van een doeltreffende ventilatie!

Capaciteit
De hoeveelheid energie welke opgeslagen kan worden hangt af van de hoeveelheid actieve massa van de platen. De capaciteit wordt uitgedrukt in Ampère-uren (Ah). Daar tengevolge van zeer hoge ontlaadstromen het beschikbare aantal Ah, tengevolge van diverse factoren afneemt en omgekeerd bij lagere ontlaadstromen het aantal beschikbare Ah. gunstiger wordt, is het noodzakelijk bij de opgave van de batterijcapaciteit de daarbij behorende ontladingstijd te vermelden. B.v. een batterij van 400 Ah./5h kan gedurende 5 uren continu 80 Ampère afgeven. Gedurende de levensduur van de batterij neemt de capaciteit geleidelijk af, kies daarom de batterij-capaciteit zodanig dat bij 80% capaciteit de batterij zijn werk nog kan doen, dit voorkomt problemen op langere termijn. Controleer daarom regelmatig:

1. of de batterijlader automatisch uitgeschakeld is na de lading
2. of de batterij voldoende geladen is (soortelijk gewicht van het electroliet meten)
3. of de beginlaadstroom in overeenstemming is met de specificatie van de batterijlader.

Laadsystemen
De meest gebruikelijke methode voor het laden van tractiebatterijen is die, waarbij de wisselstroom uit het net door middel van batterijladers wordt omgezet in gelijkstroom van de vereiste spanning en stroomsterkte. Het door deze batterijladers af te geven vermogen moet zijn aangepast aan de capaciteit van de batterij. Het meest wordt de methode gevolgd van de individuele batterijlading, d.w.z. één batterij wordt aangesloten op één batterijlader. Deze batterijladers hebben een laadkarakteristiek, waarbij de lading aanvangt met een naar verhouding hoge stroom, die automatisch afneemt naarmate de batterijspanning tijdens de lading oploopt. Deze batterijladers zijn voorzien van een laadautomaat die er voor zorgt dat de batterijlader op tijd wordt uitgeschakeld. Een belangrijke eis hierbij is, dat de laadstroom bij een laadspanning van 2,50 Volt per cel, gemeten aan de batterij overeenkomt met de door de fabrikant voorgeschreven stroomsterkte.

Laadstroom
Het is van het grootste belang dat de laadstroom waarmee de batterij na gebruik herladen wordt voldoet aan de door de batterij-leverancier gestelde eisen. De levensduur van de batterij kan tengevolge van een onjuiste methode ongunstig beïnvloed worden. B.v. wordt de batterij dagelijks voor slechts 40/50% of minder ontladen, dan kan 2 dagen op een lading gereden worden. Een foutieve laadstroom of instelling van de batterijlader kan de batterij ernstig beschadigen. Hoge batterijtemperatuur en veel waterverbruik wijzen op overlading van de batterij. Het door de batterijlader af te geven vermogen en de steilheid van de laadkarakteristiek zijn de hoofdfactoren, die de laadtijd bepalen. In de praktijk zal het beste compromis een laadcurve zijn waarbij de laadstroom 100% is bij 2,1 V/c, 60% bij 2,5 V/c. en 50% bij 2,6 V/c. In de praktijk zal blijken, dat een batterijlader met een 2 : 1 karakteristiek (Engelse laadkarakteristiek) in staat is om een batterij, die vooraf met de 5-urige capaciteit werd ontladen, te herladen in een tijdsduur van 10 á 11 uren. Een dergelijke batterijlader zal dan bij 2,1 V/c. een stroom moeten kunnen afgeven, die overeenkomt met ca. 14% van de 5-urige capaciteit van de batterij, uitgedrukt in Ampère-uren. Een batterijlader, die een lagere beginlaadstroom afgeeft dan 14% C5, zal even goed bruikbaar zijn, mits men genoegen neemt met de langere laadtijd.

Andere systemen
Hierbij zijn te onderscheiden:

1. De constante spanningsmethode
2. De constante stroommethode
3. De WO/WA methode, dat is de zgn. tweetraps lading, waarbij de batterij gecontroleerd sneller wordt geladen.

Dit betekent:
1. Minder waterverbruik
2. Minder slijtage, dus langere levensduur
3. Minder onderhoud.

Wat gebeurt er in een cel tijdens het laden?
Tijdens het laden vindt het omgekeerde plaats als bij het ontladen, doordat elektrische energie wordt toegevoerd in richting tegengesteld aan die bij het ontladen; hierdoor vindt wederom een chemische reactie plaats, waarbij uit het loodsulfaat van de platen zwavelzuur vrijkomt, waardoor het soortelijk gewicht van het electroliet weer toeneemt. Verder wordt aan het einde van de lading het water ontleed in waterstofgas en zuurstofgas, welke gassen in een bepaalde verhouding een explosief mengsel kunnen vormen. In verband hiermee is het dus duidelijk waarom de aanwezigheid van open vuur of vonken in de nabijheid van een batterij tijdens het laden zeer gevaarlijk kan zijn. Het verdient de aanbeveling dat de laadruimte is voorzien van een doeltreffende ventilatie.

Kapaciteit
De hoeveelheid energie welke opgeslagen kan worden hangt af van de hoeveelheid actieve massa van de platen. De capaciteit wordt uitgedrukt in Ampère-uren (Ah). Daar tengevolge van zeer hoge ontlaadstromen het beschikbare aantal Ah, tengevolge van diverse factoren afneemt en omgekeerd bij lagere ontlaadstromen het aantal beschikbare Ah. gunstiger wordt, is het noodzakelijk bij de opgave van de batterijcapaciteit de daarbij behorende ontladingstijd te vermelden. B.v. een batterij van 400 Ah./5h kan gedurende 5 uren continu 80 Ampère afgeven. Gedurende de levensduur van de batterij neemt de capaciteit geleidelijk af, kies daarom de batterij-capaciteit zodanig dat bij 80% capaciteit de batterij zijn werk nog kan doen, dit voorkomt problemen op langere termijn. controleer daarom regelmatig:

1. of de batterijlader automatisch uitgeschakeld is na de lading
2. of de batterij voldoende geladen is (soortelijk gewicht van het electroliet meten)
3. of de beginlaadstroom in overeenstemming is met de specificatie van de batterijlader.

Laadsystemen
De meest gebruikelijke methode voor het laden van tractiebatterijen is die, waarbij de wisselstroom uit het net door middel van batterijladers wordt omgezet in gelijkstroom van de vereiste spanning en stroomsterkte. Het door deze batterijladers af te geven vermogen moet zijn aangepast aan de capaciteit van de batterij. Het meest wordt de methode gevolgd van de individuele batterijlading, d.w.z. één batterij wordt aangesloten op één batterijlader. Deze batterijladers hebben een laadkarakteristiek, waarbij de lading aanvangt met een naar verhouding hoge stroom, die automatisch afneemt naarmate de batterijspanning tijdens de lading oploopt. Deze batterijladers zijn voorzien van een laadautomaat die er voor zorgt dat de batterijlader op tijd wordt uitgeschakeld. Een belangrijke eis hierbij is, dat de laadstroom bij een laadspanning van 2,50 Volt per cel, gemeten aan de batterij overeenkomt met de door de fabrikant voorgeschreven stroomsterkte.

Laadstroom
Het is van het grootste belang dat de laadstroom waarmee de batterij na gebruik herladen wordt voldoet aan de door de batterij-leverancier gestelde eisen. De levensduur van de batterij kan tengevolge van een onjuiste methode ongunstig beïnvloed worden. B.v. wordt de batterij dagelijks voor slechts 40/50% of minder ontladen, dan kan 2 dagen op een lading gereden worden. Een foutieve laadstroom of instelling van de batterijlader kan de batterij ernstig beschadigen. Hoge batterijtemperatuur en veel waterverbruik wijzen op overlading van de batterij. Het door de batterijlader af te geven vermogen en de steilheid van de laadkarakteristiek zijn de hoofdfactoren, die de laadtijd bepalen. In de praktijk zal het beste compromis een laadcurve zijn waarbij de laadstroom 100% is bij 2,1 V/c, 60% bij 2,5 V/c. en 50% bij 2,6 V/c. In de praktijk zal blijken, dat een batterijlader met een 2 : 1 karakteristiek (Engelse laadkarakteristiek) in staat is om een batterij, die vooraf met de 5-urige capaciteit werd ontladen, te herladen in een tijdsduur van 10 á 11 uren. Een dergelijke batterijlader zal dan bij 2,1 V/c. een stroom moeten kunnen afgeven, die overeenkomt met ca. 14% van de 5-urige capaciteit van de batterij, uitgedrukt in Ampère-uren. Een batterijlader, die een lagere beginlaadstroom afgeeft dan 14% C5, zal even goed bruikbaar zijn, mits men genoegen neemt met de langere laadtijd.

Andere systemen.
Hierbij zijn te onderscheiden:

1. De constante spanningsmethode
2. De constante stroommethode
3. De WO/WA methode, dat is de zgn. tweetraps lading, waarbij de batterij gecontroleerd sneller wordt geladen.

Dit betekent:
1. Minder waterverbruik
2. Minder slijtage, dus langere levensduur
3. Minder onderhoud.




Koers Heftruck Service
Koers Heftruck Service
Koers Heftruck Service
Heftruck